Want hi verkende dien name wale. Opstellen voor Willem Kuiper

Dit jaar nam Willem Kuiper afscheid van de Universiteit van Amsterdam en van het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (KNAW) in Den Haag, twee instellingen waaraan hij jarenlang verbonden was. Tijd voor een afscheidsfeestje dus. En bij een feestje hoort een cadeautje.

Collega’s Marjolein Hogenbirk (Universiteit van Amsterdam) en Roel Zemel (Vrije Universiteit) verrasten Willem Kuiper op 28 mei jongstleden met een mooie vriendenbundel. De redacteuren hadden een groot aantal vrienden en collega’s, van nu en van toen, van Willem benaderd met het verzoek een bijdrage te leveren. Deze bijdrage diende kort te zijn èn diende iets te maken te hebben met een naam, om zo de verbinding te maken met een project dat al meer dan twintig jaar deel uitmaakt van het leven van Willem Kuiper: het inmiddels 1442 pagina’s tellende Repertorium van Eigennamen in Middelnederlandse Literaire Teksten ( REMLT).1 Begonnen op 1 januari 1993 bij het P.J. Meertens Instituut KNAW met de bedoeling de eigennamen te indexeren op naam en vindplaats, is het REMLT inmiddels uitgegroeid tot een repertorium waarin de eigennamen uit Middelnederlandse literaire teksten systematisch worden geannoteerd en zo mogelijk worden voorzien van links naar internationale repertoria zoals André Moisan’s Répertoire de noms propres de personnes et de lieux cités dans les chansons de gestes françaises et les oeuvres étrangères dérivées en G.D. West’s Index of proper names in French Arthurian prose romances, maar daarnaast ook naar Google Earth, Wikipedia en de online Vulgaat.

Uiteindelijk gaven negenentwintig collega’s en vrienden, uit Nederland en uit Vlaanderen, aan de oproep gehoor. Met een mogelijke knipoog naar het Repertorium zijn hun bijdragen alfabetisch geordend, op achternaam van de auteurs. De bijdragen zijn veelal kort tot zeer kort (de kortste bijdrage telt drie pagina’s, de langste acht). De meeste tellen zo’n 4 à 5 pagina’s. De bijdragen schetsen dus veeleer de veelzijdigheid van het onderzoeksveld waarin eigennamen een rol spelen en waarbinnen het REMLT een rol kan spelen, dan dat zij echt de diepte in gaan. Het zijn, om de metafoor van Biemans aan te halen, de kleine zeilbootjes die naast de olietankers van het reguliere werk meevaren en die telkens hun koers moeten verleggen ten behoeve van de zwaardere tankers (p. 19). Uiteindelijk, en deze bundel is daar het bewijs van, vinden ook deze kleine zeilbootjes hun haven. Verschillende bijdragen bieden nieuw onderzoek of zouden een opstapje kunnen vormen naar een groter vervolgonderzoek. De bijdragen zijn helder geschreven en hoewel zij soms wat specialistisch zijn, krijgt zelden het jargon de overhand, zodat de bijdragen steeds interessant blijven voor zowel de geïnteresseerde lezer als voor de specialist. Een aantal van de korte schetsen is zelfs geïllustreerd, waardoor het ook in de meer paleografisch georiënteerde bijdragen mogelijk wordt met de auteurs mee te kijken en mee te denken. Voetnoten en een literatuurlijst aan het einde van elke bijdrage bieden de meer dan oppervlakkig geïnteresseerde lezer tevens de mogelijkheid één en ander zelf nog eens na te zien dan wel zich verder in de in de korte artikelen aangesneden materie te verdiepen.

De gezamenlijke bijdragen vormen een bundel die maar liefst drie hoofdrolspelers kent: allereerst uiteraard het REMLT en de eigennamen in de Middelnederlandse literatuur doch, niet in de laatste plaats, ook Willem Kuiper zelf.

Hella Hendriks gunt de lezer in haar bijdrage een kijkje in de keuken van het REMLT. Zij laat zien hoe corrupties, zowel verschrijvingen als verhaspelingen, en contaminaties het naambeeld kunnen vertroebelen. Ook gaat zij kort in op de principiële keuzes die bij een project als het REMLT gemaakt moeten worden: wat neem je op en wat niet? En hoe organiseer je hetgeen je gevonden hebt in lemmata?

Andere korte schetsen bieden inkijkjes in het onderzoek naar namen binnen de Middelnederlandse literatuur van auteurs zoals Bart Besamusca, Geert Claassens, Paul Wackers, Theo Meeder en Veerle Uyttersprot, met de focus op het gebruik dat zij daarbij dankbaar maken van het REMLT. Ben van der Have gaat in op het wonderlijke geval van de twee voornamen dragende dochter van Yoen in een episode uit de Roman van Lorreinen (Giessense fragment). Toen Van der Have aan Willem Kuiper de vraag voorlegde hoe de zo westerse Judit aan de oosters aandoende naam Basile zou kunnen komen, was Kuipers suggestie even eenvoudig als elegant: misschien was haar naam aanvankelijk Basile en had zij na haar doop de naam van de in de Middeleeuwen zo populaire Bijbelse heldin Judit aangenomen? Hoewel Van der Have laat zien dat aan deze oplossing nog wel de nodige haken en ogen kleven, opent de suggestie zeker een prikkelend nieuw onderzoekspad.

Irene Spijker, Gerard Sonnemans en Piet Franssen besteden aandacht aan naamdragende voorwerpen zoals de wonderbaarlijke cop Christiaen, de hoorn Olifant en het verraderlijke ‘Napels fenijn, bouen alle manslachtich’ (p. 58).

Uiteraard is er ook ruimte voor beschouwingen over namen en naamgeving in ruimere zin. Zo staat Karina van Dalen-Oskam stil bij het belang van naam en naamgeving. Aan de hand van Allard Schröders roman De dode arm. Een Romantisch leven (2013) en Michael Ragussis monografie Acts of naming: the family plot in fiction (1986) laat zij zien dat de naamgeving nooit vanzelf spreekt. Niet in het echte leven en niet in romans. Namen dienen om in te lijven of juist buiten te sluiten en belasten de drager met de wensen en verwachtingen van de naamgever.

Hoewel alle bijdragen naam-gerelateerd zijn, betekent dit niet dat alle bijdragen ook per se eigennamen uit (Middelnederlandse) literaire teksten tot onderwerp hebben. Zo komen in de bijdragen van bijvoorbeeld Herman Brinkman, Remco Sleiderink, Marjolein Hogenbirk, Hans Kienhorst en Aafke van Oppenraay juist ook vele facetten van het handschriftelijke productieproces en het vroege drukproces voorbij. Jos Biemans grijpt de gelegenheid van deze bundel aan om een handschriftbeschrijving en een diplomatische teksteditie van een tot nu toe onbekend fragment van de Vers-Lucidarius in te steken (Vers-Lucidarius, Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, Bijzondere Collecties, hs. Je 339 (fragment)).

Vanzelfsprekend is er in de bundel ook ruimte voor een kritische noot: onder het motto ‘Wie zijn wensen niet kenbaar maakt, ziet ze nooit gehonoreerd’ pleit Frank Brandsma met verve voor aandacht, ook in het Repertorium, voor de naamlozen in de Middelnederlandse literatuur. Is het niet juist vaak bijvoorbeeld die anonieme jonkvrouw die held en toehoorder/lezer informatie over het aankomende avontuur brengt en die daarmee het verwachtingspatroon van beide bepaalt? Om meer zicht te krijgen op de rol en de aanwezigheid van al die naamloze dwergen en reuzen, knapen en kluizenaars, ridders en jonkvrouwen zou het in kaart brengen van deze anonieme personages in een zo groot mogelijk corpus zeer welkom zijn, aldus Brandsma.

Tot slot is er in de bundel uiteraard ruim aandacht voor de persoon van Willem Kuiper zelf. Hij komt, zoals het een vriendenbundel betaamt, in bijna alle bijdragen uitgebreid aan bod, als inspirerend en bevlogen docent, als loyale collega, als onvermoeibare vraagbaak en begenadigd verteller. Collega’s en vrienden spreken van zijn humor en halen wijze oneliners aan zoals ‘Je vindt niet altijd wat je zoekt, maar je vindt meestal wel iets wat je ook zocht’ (p. 109), waarmee Kuiper ons nog maar eens voorhoudt dat het antwoord nooit belangrijker mag worden dan de vraag zelf.

Kortom, de redacteuren hebben samen met de vrienden en collega’s van Willem Kuiper een bundel samengesteld die enerzijds een prachtig eerbetoon is aan de collegialiteit, de bevlogenheid en de volharding van Willem Kuiper en die anderzijds nog maar eens laat zien hoe waardevol een instrument als het REMLT is binnen een breed en buitengewoon gevarieerd onderzoeksveld. En hoe er, zoals Brandsma betoogde, ook na twintig jaar nog voldoende te doen valt.

 

Jacqueline Wessel  

 

1 (http://cf.hum.uva.nl/dsp/scriptamanent/ remlt/remltindex.htm)

 

Marjolein Hogenbirk en Roel Zemel, Want hi verkende dien name wale. Opstellen voor Willem Kuiper. Amsterdam/Münster, Stichting Neerlandistiek VU/ Nodus Publikationen: 2014. 192 pp. isbn/ean: 978-90-8880-000- 9. € 19,50.