Der minnen cracht. Opstellen over liefde in de Arturroman ‘Die Riddere metter Mouwen’

Der minnen crachtEen van de ingevoegde teksten in de Haagse Lancelotcompilatie is de Roman van die Riddere metter Mouwen (RRmM). In 4020 verzen wordt hierin verteld over een jonge knaap die naar het hof van koning Artur komt om ridder te worden. Vanwege afwezigheid van Artur wordt de jonge man door de koningin tot ridder geslagen en Clarette, een nicht van Walewein, schenkt hem bij deze gelegenheid een witte mouw. De kersverse ‘ridder met de mouw’ gaat vervolgens op pad om zich als ridder te bewijzen en zo de liefde van Clarette te verdienen. Nadat hij halverwege het verhaal een toernooi om haar hand gewonnen heeft, trouwen de geliefden. Daarnaast lukt het de protagonist ook nog om in de loop van zijn avonturen zowel zijn moeder als zijn vader te vinden, die hij bij aanvang van het verhaal nog niet kende, omdat hij te vondeling gelegd was.

De RRmM in de Lancelotcompilatie is een verkorte versie van een dertiende-eeuwse Vlaamse roman. Er is een fragment bewaard gebleven van een veertiende-eeuws afschrift van deze oorspronkelijke versie. Dit in 1951 ontdekte fragment telt 320 verzen. De RRmM moest het in de neerlandistiek lang zonder veel aandacht doen, maar in 1983 werden de tekst van het fragment en die van de versie uit de Lancelotcompilatie voor het eerst samen en op moderne wijze uitgegeven in de editie van Damsteegt, De Haan, Jongen en Van der Wal en was de weg geëffend voor nader onderzoek. Een van de onderzoekers die zich, door deze editie geïnspireerd, op de tekst richtten, was Simon Smith, die in 1988 zijn doctoraalscriptie over de RRmM schreef, en hierop in de loop der tijd een reeks artikelen over de roman liet volgen, waarvan het einde nog niet in zicht is.

Der minnen cracht is een dissertatie die is opgebouwd uit zeven van deze artikelen, oorspronkelijk verschenen tussen 1991 en 2014. De artikelen gaan allemaal over de liefdesthematiek in de RRmM; een inleiding en uitleiding plaatsen het geheel in een breder kader. In de inleiding komen onder andere zaken aan bod als datering en lokalisering van de roman, thematiek en intertekstualiteit. In een vrij lange beschouwing over het mogelijke doelpubliek van de roman geeft Smith een nuttig overzicht van de huidige stand van het onderzoek op dit vlak, maar, zoals hij zelf ook toegeeft, het blijft lastig om scherp zicht te krijgen op het publiek waarvoor de RRmM mogelijk geschreven is omdat er (nog) zoveel onduidelijk is over het doelpubliek van dertiende-eeuwse Vlaamse ridderromans. Een antwoord op de vraag naar het doelpubliek geeft deze sectie van de inleiding dus niet, en de beschouwing had daarom misschien korter gekund, maar aan de andere kant is het te prijzen dat Smith dit onderwerp niet uit de weg is gegaan, ondanks de vele onbekende variabelen.

De artikelen, die zijn omgewerkt tot hoofdstukken, gaan achtereenvolgens over de uitwerking van de liefdesthematiek in het begin van de RRmM (hoofdstuk 2), de relatie tussen liefde en ridderschap in de roman (hoofdstuk 3), de rol van humor binnen de liefdesthematiek in de RRmM (hoofdstuk 4), het contrast tussen de ridder met de mouw als ideale minnaar enerzijds en minder voorbeeldige minnaars anderzijds (hoofdstukken 5 en 6), het opmerkelijke optreden van de godin Venus in de RRmM (hoofdstuk 7) en ten slotte de rol van de koningin in de roman (hoofdstuk 8). Een belangrijke rol in alle artikelen is weggelegd voor het concept intertekstualiteit, zowel met Middelnederlandse als met Oudfranse teksten. Smith geeft daarbij blijk van een traditionele kijk op het onderwerp intertekstualiteit. Hij spreekt een aantal keren van ‘een publiek van ingewijden’, dat de teksten waarnaar verwezen werd goed kende en dat het als een spel zag om de intertekstuele verwijzingen te ontrafelen. Toch zou het misschien, gezien de eerder geconstateerde onduidelijkheid over het doelpubliek van de RRmM, wijzer zijn om niet al te stellige uitspraken hierover te doen.

Dat er gekozen is om in deze dissertatie alleen artikelen over de liefdesthematiek op te nemen, heeft tot gevolg dat andere onderdelen van Smith’s onderzoek naar de RRmM buiten beschouwing blijven, terwijl er soms wel naar verwezen wordt. Dat levert meestal geen problemen op, behalve in het geval van Smith’s theorie over de oorspronkelijke vorm van de RRmM, die er in het kort op neerkomt dat de oorspronkelijke RRmM eindigde met het huwelijk tussen de protagonist en Clarette, en dat de versie die in de Lancelotcompilatie is overgeleverd een omwerking dan wel uitbreiding is. Deze hypothese neemt vaak een belangrijke plaats in binnen de argumentatie in de dissertatie, maar voor de onderbouwing ervan volstaat Smith met een verwijzing naar zijn publicaties hierover. Het zou handig zijn geweest wanneer hij, bijvoorbeeld in de inleiding, in ieder geval kort aandacht zou hebben besteed aan zijn argumenten voor deze hypothese.

Der minnen cracht is een prettig leesbaar en zorgvuldig samengesteld boek, met een schat aan informatie over de RRmM. Het heeft een handige verzenindex en een nuttig onderwerpregister. In de uitleiding geeft Smith zijn visie op mogelijkheden voor verder onderzoek naar de roman, en kondigt hij alweer enkele nieuwe publicaties
van zijn hand over de RRmM aan. Het komt niet vaak meer voor dat een onderzoeker zich bijna dertig jaar lang voornamelijk op één tekst richt, maar het werk van Smith laat zien hoe waardevol ook dat is. Dit is Arturistiek op microniveau, en het resultaat mag er zijn.

Viorica Van der Roest

Simon Smith, Der minnen cracht. Opstellen over liefde in de Arturroman Die Riddere metter Mouwen. Amsterdam: Stichting Neerlandistiek VU, Münster: Nodus Publikationen, 2016. 326 pp. isbn: 9789088800313 resp.9783893237746. € 24,50.

Bibliografie

Damsteegt, B.C., De Haan, M.J.M.,  Jongen, L. & Van der Wal, M.J. (red.), Roman van den riddere metter mouwen. Utrecht, 1983.