The importance of a minor language in the field of world literature. Dutch literature is increasingly understood as a network of texts and poetics connected to other languages and literatures through translations and adaptations. In this book, a team of international researchers explores how Dutch literary texts cross linguistic, historical, geophysical, political, religious, and disciplinary borders, and reflects on a wide range of methods for studying these myriad border crossings. As a result, this volume provides insight into the international dissemination of Dutch literature and the position of a smaller, less-translated language within the field of world literature.
The title Doing Double Dutch evokes a popular rope-skipping game in which two people turn two long jump ropes in opposite directions while a third person jumps them. A fitting metaphor for how literature circulates internationally: two dynamic spheres, the source culture and the target culture, engage one another in a complex pattern of movement resulting in a new literary work, translation, or adaptation formed somewhere in the middle.
Interesse om dit boek te recenseren? Stuur een mail naar: boekbeoordelingen@tntl.nl
Doing Double Dutch. The International Circulation of Literature from the Low Countries
Elke Brems, Orsolya Réthelyi, and Ton Van Kalmthout (ed.)
Leuven University Press
Leuven
2017
335 pagina’s
ISBN: 9789462700970
€59.50
In ontleedhandboeken staan doorgaans allerlei vaktermen en ezelsbruggetjes centraal. Het Basisboek syntaxis pakt het anders aan. Uiteraard komen alle relevante woordsoorten en zinsdelen aan bod, maar het boek is in de eerste plaats een handleiding om inzicht te krijgen in de manier waarop zinnen zijn opgebouwd. Dat inzicht ontstaat letterlijk door de talloze speelse illustraties. Leidend zijn niet allerlei regeltjes, maar is het eigen taalgevoel. De vele oefeningen zijn gericht op reflectie.
In 2017 was het honderddertig jaar geleden dat Eduard Douwes Dekker overleed. Maar wat betekent Multatuli voor de huidige tijd? Het laatste deel van zijn Volledige werken is meer dan twintig jaar geleden verschenen en de bekroonde biografie van Dik van der Meulen stamt alweer uit 2002. Toch is het onderzoek naar zijn leven en werk nog altijd in ontwikkeling. Binnen de muren van de neerlandistiek is er aandacht voor hoog en laag, voor centrum en periferie, voor context en literaire theorie. Het is belangrijk dat er telkens vanuit andere invalshoeken en perspectieven naar klassieke auteurs gekeken wordt. Deze bundel is daar een voorbeeld van. Elf wetenschappers, uit Nederland, maar ook uit Duitsland, Engeland en Vlaanderen, laten hun licht schijnen op een nieuw of nog onvoldoende onderzocht perspectief op deze auteur. Zo kunnen oude en nieuwe lezers kennismaken met een kersverse Multatuli.
Mulisch werd zijn leven lang beticht van arrogantie. Nu deed de auteur ogenschijnlijk weinig moeite om het imago dat aan hem kleefde bij te sturen, getuige een kenmerkende uitspraak als ‘Ik ben een groot schrijver, daar helpt geen moedertjelief aan’. Volgens Mulisch was dit echter ‘zelfironie’. In De ijdele façade onderzoekt Marc van Zoggel het mechaniek van de zelfvergroting en de dynamiek van de ironie in het oeuvre van Mulisch. Hij gaat op zoek naar de literaire traditie waarin Mulisch’ schrijversfiguur valt te situeren en beschrijft de ontwikkeling van de ironieopvatting van de auteur. Dit leidt tot nieuwe interpretaties van de novellen De pupil (1987) en Het beeld en de klok (1989) en de romans De ontdekking van de hemel (1992) en Siegfried (2001), vier werken waarin Mulisch hoog spel speelde door de zelfvergroting en zelfironie tot inzet van zijn scheppende werk te maken.
De criticus, journalist en schrijver Dr. P.H. Ritter Jr. (1882-1962) groeide in het interbellum uit tot een nationale bekendheid, een fenomeen. Hij publiceerde het ene boek na het andere, sprak iedere zondag voor de AVRO over literatuur, recenseerde wekelijks boeken voor het Utrechtsch Dagblad en reisde het hele land door om colleges en lezingen te geven. In De publieke man worden zijn uiteenlopende werkzaamheden voor het eerst in samenhang bestudeerd en in een cultuurhistorische context geplaatst. Alex Rutten laat zien hoe Ritter en andere bevlogen bemiddelaars met behulp van opkomende media en organisaties een groot publiek probeerden te bereiken en op te voeden. Filmvertoningen, krantenrubrieken, radioprogramma’s en volksuniversiteiten werden aangewend om het volk warm te maken voor goede boeken en waardevolle kennis. In een bewogen tijd waarin veel mensen ter ontspanning graag onderuitzakten in bioscopen, pulpblaadjes lazen en naar opwindende jazzmuziek luisterden, bleek dat geen eenvoudige opgave.
Echte leesboeken gaat over grote favorieten van het Nederlandse lezerspubliek. De jaren 1920-1970 staan centraal, een periode waarin nog een flinke kloof gaapte tussen de publiekslievelingen en de ‘echte’ literatuur. De bundel neemt de smaak van het publiek tot uitgangspunt en laat een reeks van oude bekenden de revue passeren: van de onsterfelijke Joop ter Heul van Cissy van Marxveldt en de vertederende Merijntje van A.M. de Jong tot geliefde naoorlogse schrijvers als Simon Carmiggelt, Aster Berkhof, Yvonne Keuls en Maarten ’t Hart. Stuk voor stuk zijn de ‘leesboeken’ met hun herdrukken, bewerkingen en verfilmingen lang in het collectieve geheugen blijven hangen. Voor hun talloze lezers waren ze van grote betekenis maar in de literatuurgeschiedenis hebben ze een marginale plaats gekregen. In Echte leesboeken worden ze tot leven gewekt en krijgen ze de aandacht die ze verdienen.
Multatuli en Willem Frederik Hermans lieten geen gelegenheid voorbijgaan om hun visie op de werkelijkheid uiteen te zetten op een toon alsof zij de wijsheid in pacht hadden. En er zijn meer overeenkomsten. Naar het schijnt herkende Hermans zichzelf zozeer in zijn grote voorganger dat hij vooral zichzelf in de biografie stopte die hij van Multatuli schreef. En die werkwijze is dan ook weer Multatuliaans. Dit themanummer behandelt sporen van Hermans’ fascinatie voor Multatuli in zijn leven en werk. De aanleiding is het verschijnen van deel zeventien van de Volledige Werken van Hermans, dat geheel aan Multatuli is gewijd.
Verlichtingsfilosofen legden de basis voor nieuwe ideeën over koloniale verhoudingen en koloniaal beleid. Deze ideeën werkten ook door in de koloniale literatuur. In dit boek staan enkele dramatische verhalen over gebeurtenissen uit de geschiedenis van de Molukken centraal: een versvertelling van Jan Fredrik Helmers, een kort verhaal van Maurits Ver Huell en een historische roman van Willem Ritter. In alle drie spelen vaders en dochters een hoofdrol. Deze literaire teksten worden geanalyseerd tegen de achtergrond van wat uit historisch en antropologisch onderzoek bekend is over de verhaalde gebeurtenissen. Dit geeft een goed beeld van opkomst en ondergang van Verlichtingsidealen in negentiende-eeuwse historisch-romantische verhalen. Daarnaast onderzoekt Straver hoe de verhalen zijn overgedragen en getransformeerd en welke sporen er nog van zijn te vinden in de Indonesische geschiedschrijving. Tot slot worden de verhalen gelegd naast een Indonesische postkoloniale historische roman, eveneens over een vader en dochter.
De Tweede Wereldoorlog is een belangrijk onderdeel van ons collectieve geheugen. Het is dan ook niet vreemd dat dit thema een significante rol speelt in de poëzie. Uit dit boek blijkt echter dat het om veel meer gedichten gaat dan altijd is aangenomen. Honderden dichters hebben er in hun werk aan gerefereerd. Liesbeth Vonhögen heeft een chronologische en thematische indeling van deze oorlogspoëzie gemaakt en onderscheidt daarbinnen tijdgedichten, herdenkingsgedichten, individuele herinneringsgedichten, collectieve herinneringsgedichten, gedichten over slachtoffers, schuld en een tot dusver onderbelicht gebleven type oorlogspoëzie, de fotogedichten. Naarmate de afstand tussen bevrijding en eigen tijd groter werd, veranderde de manier waarop er over de oorlog werd geschreven en werden nieuwe accenten gelegd. Herdenken kreeg een element van protest, slachtoffers, trauma en schuld kwamen naar boven, er kwam ruimte voor ironie en de geschiedenis werd herschreven. Nu alles voorbij is, begint wat voorbij is opnieuw laat zien dat de Tweede Wereldoorlog nooit overgaat: ze ligt verankerd in de poëzie.