Subliem is een groot woord, maar groot mag je de nalatenschap van de dichter Willem Bilderdijk (1756-1831) op zijn minst noemen. Wat we van hem over hebben, is het omvangrijke oeuvre van meer dan 300.000 (!) dichtregels van een ultra intelligente, zich briljant uitdrukkende geest, die nieuwsgierig was naar zo ongeveer alles, maar de neiging had dit ‘alles’ in een idiosyncratisch kader te wringen, dat gaande zijn levensjaren hoe langer hoe zwarter kleurde; Bilderdijk keek al vanaf zijn volwassenheid steeds gretiger uit naar het moment waarop hij zich uit kon strekken in het graf. Bilderdijk: ‘de opgestane Vondel’ (zo genoemd vanwege zijn ongemeen taalrijke verzen), dwarsligger, taalkundig fantast, en vooral een multitalent.
Bilderdijks dwarsliggen, zijn dichtgenie (lees maar eens wat hij van het proces van eieren koken bijeen weet te dramatiseren in het gedicht ‘Eierkoken’), zijn succesvolle zoektocht naar de ware liefde, het manische, zijn briljante onzinredeneringen. Dat alles maakt Bilderdijk voor mij tot kopstuk van de negentiende eeuw. Zij het niet als eenzaam topstuk: het ironische is dat mijn tweede held uit de periode 1800-1900 de eerste een kopje kleiner heeft gemaakt. Het is Multatuli die de reputatie van Bilderdijk als achttiende-, maar vooral negentiende-eeuwse, dichterenprins (bijna) terminale schade heeft toegebracht.
Want zo stond Bilderdijks reputatie er in 1906 voor, althans volgens een bijdrage in de De Graafschap-bode: nieuws- en advertentieblad voor stad- en ambt-Doetinchem, Hummelo en Keppel, Wehl, Zeddam, ‘s Heerenberg, Ulft, Gendringen, Sillevolde, Terborg, Varsseveld, Dinxperlo, Aalten, Breedevoorde, Lichtenvoorde, Groenlo, Neede, Eibergen en Borculo:
Geen Bilderdijk-sigaren,
Geen Bilderdijk-banket,
Geen Bilderdijk-prentbriefkaart,
Geen Bilderdijk-corset!
Geen Bilderdijk-Triumf-marsch,
Geen Bilderdijk-geblaat,
Geen huldigende stoete,
In de Bilderdijkstraat!
O, Bilderdijk, je kwaamt er
Maar allertreurigst af;
Want luttel is de eere
Die ’t nageslacht u gaf!
Maar moog’lijk brengt een kunst’naar
Een monsterhulde U,
En schrijft de heer A. Reijding
Een Bilderdijk-revue!
August Reijding (1863-1930), waar in het gedicht naar verwezen wordt, was een Nederlands lithograaf, tekenaar en bouwkundig ingenieur, maar ook schrijver van toneelstukken en liedjes, kostuumontwerper en auteursrechtdeskundige. In Parijs maakt hij kennis met de revue du fin de l’année, waarbij recente politieke gebeurtenissen door middel van sketches en satirische liedjes teruggehaald en becommentarieerd werden. Het was Reijding die in 1899 het revue-genre in Nederland introduceerde.
Recent verscheen de door Rick Honings en Gert-Jan Johannes samengestelde essaybundel Een sublieme nalatenschap. De erfenis van Willem Bilderdijk. Een Bilderdijk-revue, veelkleurig en bont als het onderwerp zelf. Het is een verbijsterend rijke voorstelling geworden. Een eerste poging tot eerherstel van Bilderdijks reusachtige talent is dit niet. Zo verscheen in 2013 reeds de biografie De gefnuikte arend van Rick Honings en Peter van Zonneveld, en al in 1997 bracht Marita Mathijsen een fraaie selectie Bilderdijk-brieven uit de jaren 1795-1797 onder de titel Liefde en ballingschap naar de moderne lezer. Is Willem Bilderdijk met deze bundel nieuwe artikelen dan eindelijk definitief terug in ons collectief geheugen?
Honings’ en Johannes’ bundeling Bilderdijk-essays opent met een bijdrage van Marleen de Vries, die toeschrijft naar een wat mij betreft problematische claim: ‘Bilderdijk is onze laatste grote dichter’. Dit komt volgens haar omdat ‘de poëzie in de achttiende eeuw haar status had moeten afstaan aan het “ondicht” (het proza)’. Pardon? Nederland geen grote dichters meer? Ze schreven misschien geen 300.000 versregels, maar we hoeven maar aan Lucebert of Leo Vroman te denken om hier de wenkbrauwen op te trekken. Ook stelt De Vries dat de term ‘ondicht’ sinds de achttiende eeuw in vergetelheid is geraakt. Ik vraag het me af. Zie bijvoorbeeld J. van Vloten, Nederlandsch dicht en ondicht uit de 19e eeuw (1861-1865), Willem Vletters Dicht en ondicht van landgenoot en vreemdeling (1872), Dicht en ondicht van J.P. Hasebroek (1874), de Jacques Perk-editie Proeven in dicht en ondicht uit 1958 en twee jaar later Bernard Kemps bloemlezing Gezelles ondicht.
Maar laten we de feestvreugde niet bederven met scherpslijperij, want dat is nu net wat in Een sublieme nalatenschap ontbreekt. Aan het woord is een groep moderne literatuurhistorici – ik zou ze bijna ‘bevrijd’ noemen; vlot, soms fraai schrijvende kenners die de digressie niet mijden. Het fraaiste voorbeeld daarvan is wel de bijdrage van Gert-Jan Johannes en Inger Leemans over Bilderdijk en het vliegeren, aan de hand van Bilderdijks manuscript Hanenpoot, een kinderboek voor diens zoontje Julius uit 1806. Ze dragen een verrukkelijke, kleine cultuurgeschiedenis van het vliegeren bij, en van de droom van de luchtreis per vlieger tot op heden, waaraan slechts het tegenwoordige kitesurfen ontbreekt.
De bijdrage van Joris Van Eijnatten is al even vrolijkmakend. Hij laat de nieuwste word count-technieken en grafieken op Bilderdijk los en ‘bewijst’ de (overigens niet nieuwe) stelling dat Bilderdijk geen fanatiek Oranjeklant was. En verder: Thomas von der Dunk over Bilderdijks ontwerp voor een ere-piramide voor Napoleon; Ariane Baggerman en Rudolf Dekker over Bilderdijks hoogste negatieve Engelandbeeld; Maaike Meijers stuk over dichteressen ten tijde van Bilderdijk; Lotte Jensens bijdrage over de waternoodpoëzie van Vrouwe Bilderdijk; Bilderdijkiaan Jan Wap belicht door zowel Marita Mathijsen als Olf Praamstra; Bilderdijks opiofagie ontmaskerd door Harmen Beukers. Het houdt niet op.
Een sublieme nalatenschap is een feest om te lezen. En ook… Vooruit Marleen de Vries: Bilderdijk is onze laatste grote dichter. Al was het alleen maar omdat hij 180 jaar na zijn dood nog stof genoeg biedt voor een boek als Een sublieme nalatenschap. Oké. Geen Bilderdijk-sigaren, geen dito ‘-banket, -prentbriefkaart of -corset’. De Bilderdijk-revue Een sublieme nalatenschap is een groots bewijs voor deze stelling: Bilderdijk blijft!
Atte Jongstra
Rick Honings & Gert-Jan Johannes (red.) Een sublieme nalatenschap. De erfenis van Willem Bilderdijk. Leiden: Leiden University Press, 2020. 287 pp. ISBN: 9789087283476. €39,50.