Er verschijnt elk jaar wel een inleiding in de semantiek, maar zelden is die nog in het Nederlands geschreven. Dat zou te maken kunnen hebben met het oprukkende Engels in ons hoger onderwijs, maar ook de ‘taalonafhankelijke’ aard van de semantiek zou een rol kunnen spelen: je kunt de meeste semantiek aan de hand van eenvoudige voorbeelden uit een willekeurige taal uitleggen. Toch is het jammer dat juist een taalgebied van waaruit al decennia lang zoveel wordt bijgedragen aan het betekenisonderzoek zijn eigen sprekers niet meer zo vaak in de moedertaal bedient als in de jaren tachtig nog gebeurde (Gamut 1982, De Jong et al. 1988, Geeraerts 1986, 1989). Gelukkig hebben we nu, na de brede taalfilosofische en taalkundige inleidingen van respectievelijk Stokhof (2000) en Smessaert (2009), ook weer voor de formele semantiek een Nederlandstalige inleiding.
Op basis van de vorm, een lichtgewicht formaat van 128 bladzijden, zou men bijna van een ‘boekje’ spreken, maar inhoudelijk weten de auteurs in dat korte bestek veel aan de orde te stellen:
1. Een inleiding over het begrip ‘betekenis’ en de rol van waarheid en compositionaliteit (9 pagina’s),
2. De bouwregels van de propositie- en predicatenlogica en de interpretatie daarvan in termen van waarheidstafels en verzamelingtheoretische modellen (29 pagina’s),
3. De overgang naar de interpretatie van natuurlijke taal en de noodzaak om die afhankelijk te maken van mogelijke werelden en tijdstippen (7 pagina’s),
4. Gebruik van functies, types en l-abstractie in de interpretatie van eenvoudige zinnen zonder gekwantificeerde uitdrukkingen (zoals elke man) (52 pagina’s),
5. De algemene benadering van gekwantificeerde uitdrukkingen als verzamelingen van verzamelingen (19 pagina’s).
Alle inmiddels ‘klassieke’ onderdelen van de formele semantiek worden ofwel uitgebreid geïntroduceerd, met oefeningen (propositie- en predicatenlogica, typetheorie met abstractie, gegeneraliseerde kwantoren) ofwel aangeroerd (temporele en modale semantiek, niet-intersectieve adjectieven, adverbia als predicaten over gebeurtenissen). Dit alles gebeurt in een heldere schrijfstijl met een goed doordachte presentatie van de formalismen en soms ook met welbewuste beperkingen. Bij de predicatenlogica wordt niet gebruik gemaakt van de lastige bedelingen om variabelen en kwantoren te interpreteren, maar is de behandeling op een intuïtief soort substitutie gebaseerd. Ook van de l-operator wordt geen expliciete model-theoretische fundering gegeven. Daarmee is dit duidelijk een tekst van taalkundigen voor taalkundigen, hoewel zonder essentiële concessies aan het formele karakter van de semantiek.
Het zal voor de meeste taalkundige lezers een lastige opgave zijn om zich de formele semantiek eigen te maken en die ook te waarderen met alleen dit boek. Het boek lijkt me daarom het best op z’n plek binnen een (universitaire) cursus, waar studenten de formele semantiek kunnen leren door er niet alleen over te lezen, maar vooral ook mee te oefenen. Bovendien kan zo’n cursus ook de weidsere empirische en theoretische perspectieven bieden die in dit boek ontbreken, bijvoorbeeld door extra literatuur.
Het boek bevat een bibliografie van 21 titels die in de loop van het boek zijn aangehaald, maar geen verwijzingen naar extra literatuur die de geïnteresseerde lezer zicht zouden kunnen bieden op de toepassingen van de formele semantiek, ook in de taalkunde van het Nederlands. Hierbij valt te denken aan de interpretatie van indefiniete noun phrases, die afhankelijk is van subtiele structurele factoren, in bijvoorbeeld existentiële zinnen of onder invloed van scrambling. In verband met gegeneraliseerde kwantoren zijn natuurlijk de negatief-polaire items een interessante illustratie van de verbindingen tussen formeel-semantische eigenschappen en lexicale verschijnselen. De auteurs hebben ervoor gekozen zich tot de feitelijke inhoud van de formele semantiek te beperken, wat het voordeel heeft dat docenten er zelf hun favoriete onderwerpen aan kunnen koppelen.
Een punt van kritiek zou kunnen zijn dat niet zo duidelijk wordt dat er twee manieren zijn om te interpreteren in de formele semantiek. Een zin in het Nederlands kan eerst vertaald worden in een logische formule die vervolgens weer een denotatie krijgen in een model. Maar het is ook mogelijk om direct een Nederlandse zin van een model-theoretische interpretatie te voorzien, zonder tussenliggende vertaalstap. Die twee aanpakken lopen in dit boek een beetje door elkaar heen. Je zou kunnen zeggen dat hoofdstuk 2 de indirecte strategie presenteert, door logische talen te definiëren waarmee zinnen kunnen worden vertaald (zonder aandacht voor compositionaliteit). Hoofdstuk 3 introduceert dan de directe methode (in combinatie met compositionaliteit), die in hoofdstuk 4 verder wordt uitgewerkt. Maar ook in dat hoofdstuk lopen de indirecte en directe interpretatiemethode door elkaar heen. Soms wordt een Nederlandse uitdrukking direct op een denotatie afgebeeld, op andere momenten heeft de interpretatie van een Nederlandse uitdrukking de vorm van een logische formule. Dat hoeft geen probleem te zijn, omdat er een nauw verband is tussen een logische uitdrukking en een model-theoretische denotatie. Toch zou een meer expliciete uitleg van de relatie tussen denotaties en formules in hoofdstuk 4 welkom zijn geweest en zal er in de context van een cursus aanleiding zijn voor meer expliciete uitleg op dit punt.
De afwerking is over het algemeen goed, maar het font van de subscripten die AUP hanteert is voor semantische doeleinden wat te klein. Ook de 0 ziet er een beetje vreemd uit. Maar dat zijn detailopmerkingen over een mooi boek dat een zinvol onderdeel kan zijn van een intensieve semantiekcursus die de studenten helemaal vanaf het begin meeneemt tot en met de type-theorie met l-abstractie en de gegeneraliseerde kwantoren.
Joost Zwarts
Jeroen van Craenenbroeck en Guido Vanden Wyngaerd. 2015. Formele semantiek. Een inleiding in de formele analyse van betekenis. Amsterdam: Amsterdam University Press. 128 pagina’s. ISBN: 978 90 8964 713 9
Bibliografie
Gamut, L.T.F. (1982). Logica, taal en betekenis. Utrecht: Het Spectrum.
Geeraerts, D. (1986). Woordbetekenis. Een overzicht van de lexicale semantiek. Leuven: Acco.
Geeraerts, D. (1989). Wat er in een woord zit. Facetten van de lexicale semantiek. Leuven: Peeters.
Jong, F. de, L. Oversteegen, H.J. Verkuyl (1988). Betekenis en taalstructuur. Dordrecht: Foris.
Smessaert, H. (2009). Basisbegrippen semantiek. Leuven: Acco.
Stokhof, M. (2000). Taal en betekenis. Een inleiding in de taalfilosofie. Amsterdam: Boom.