Troje vormde in de Middeleeuwen een essentieel deel van wereldbeeld en identiteit. De ondergang van deze mooiste, grootste en sterkste stad aller tijden was een sprekend voorbeeld van vergankelijkheid, de werking van Fortuna en de gevaren van liefde en onkuisheid. Als moederstad van Rome en het Romeinse Rijk had zij een unieke positie in de wereldgeschiedenis. Steeds meer volkeren, dynastieën en steden legden hun oorsprong op dezelfde plaats, ter onderbouwing van status en machtsaanspraken. Zo ontstonden overal verhalen rond eigen Trojaanse stamvaders zoals de Frankische Francus, de Britse Brutus en de Brabantse Brabo. Deze Troje-sagen zijn het product van een historische totaalwetenschap waarin eigen geschiedenis en ambities werden ingepast in het grote goddelijke plan, met behulp van alle mogelijke kennis en kunde, waaronder historiografie, geografie, toponymie, archeologie. Deze studie behandelt de verschillende, vaak concurrerende Troje-sagen in de Nederlanden, tegen de achtergrond van de Europese traditie.
Interesse om dit boek te recenseren? Stuur een mail naar boekbeoordelingen@tntl.nl
De eindeloze stad. Troje en Trojaanse oorsprongsmythen in de (laat)middeleeuwse en vroegmoderne Nederlanden
Wilma Keesman
Verloren
Hilversum
2017
751 pagina’s
ISBN: 9789087045531
€49,-
Herontdekking van Vlaamse dagboekproza
Of het nu gaat om de legendarische boekenhalfuurtjes van P.H. Ritter jr. of om de klassieke Literaire ontmoetingen van Hans Gomperts en Hans Keller: literatuurprogramma’s op radio en televisie worden traditioneel beschouwd als een vorm van propaganda voor het boek. Sprekend kritiek laat zien dat de literatuurkritiek op radio en televisie rijker en complexer was dan dat. Jeroen Dera duikt de omroeparchieven in en ontdekt dat deze media in hun vroege jaren ook een podium waren voor poëticale discussie en uitgekiende positiebepalingen in het literaire veld. In zijn zoektocht diept hij tal van vergeten radiolezingen en televisiedocumentaires op, waarin literatoren en critici hun eerste schreden zetten in de wereld van de massamedia. Samen geven deze bronnen een kleurrijk beeld van een onderbelichte periode in de media- en literatuurgeschiedenis. Sprekend kritiek legt dan ook vast wat al te lang vervluchtigd leek.
Vlaanderen kent in de dertiende en de eerste helft van de veertiende eeuw een bloeitijd van Arturromans in de volkstaal. In episodische verhalen, te onderscheiden van lijvige pseudo-historische romans, geniet de dappere en hoofse ridder Walewein, de neef van koning Artur, een geweldige reputatie. Vreemd, en vragend om een verklaring, is dat Walewein slechts een kleine en ook nog eens ontluisterende rol speelt in Die Riddere metter Mouwen, een roman die als invoeging in de beroemde Lancelotcompilatie bewaard is gebleven. In een lang artikel bespreekt de auteur van Miraudijs, Walewein en ‘ic’, wat de reden van Waleweins degradatie geweest kan zijn. Hierbij ook aandacht voor de Roman van Walewein, een meesterlijke tekst geschreven door twee dichters, Penninc en Pieter Vostaert. Tussen deze roman en Die Riddere metter Mouwen bestaat een intertekstueel verband, waardoor Walewein naar voren komt als een held van de oude garde, die als ridder en als redder overvleugeld wordt door een debutant. Wat het artikel ook interessant maakt, is een analyse van de eschatologische dimensie in beide romans. Uitvoerig gaat de auteur in op zaken als het vagevuur en wederkerende doden. In een bijlage is bovendien een excurs opgenomen over de lekenbiecht en de symbolische communie. De tweede bijdrage in het boekje, dat 84 bladzijden telt, is korter. Hierin bespreekt de auteur de ‘ic’ in Die Riddere metter Mouwen, met als vraagstelling wie er achter deze vertelinstantie schuilgaat. Is dat de dichter van de oorspronkelijke, Vlaamse roman uit de tweede helft van de dertiende eeuw? Of kan de verteller een zegsman zijn van Lodewijk van Velthem, de dichter uit de veertiende eeuw die naar men aanneemt de Lancelotcompilatie heeft samengesteld? Enkele schema’s ondersteunen het betoog van de auteur. Het boekje wordt gecompleteerd door een beknopte samenvatting in het Engels en door een omvangrijke bibliografie.
Taalkunde is een van de meest veronachtzaamde hulpwetenschappen voor de studie van de vroegste middeleeuwen. Dit boek probeert daar verandering in te brengen.



