Een plaats in de zon voor een vergeten dichter-schilder

In januari 2012 ontdekte Frederica Van Dam de bundel Tableau Poetique in het Warwickshire County Record Office op een microfiche uit 1965. Deze ontdekking zou leiden tot de uitgave van Lucas d’Heere, Tableau Poetique. Verzen van een Vlaamse migrant-kunstenaar voor de entourage van de Seymours op Wolf Hall (2016) door Frederica Van Dam en Werner Waterschoot. De protestantse kunstenaar Lucas d’Heere was zowel schilder als dichter, en vluchtte rond 1567 uit het katholieke België naar het protestantse Engeland van Elizabeth I. d’Heere wist zich goed te integreren in de hogere sociale kringen van Tudor Engeland en vond een langdurige mecenas in Edward Seymour, aan wie het Tableau Poetique is opgedragen. De wetenschappelijke ontdekking van het Tableau biedt de mogelijkheid om de lezer ‘heel wat nieuwe informatie over de schilder-dichter en zijn omgeving [te] verschaffen en zo dit portret van een kunstenaar, zijn tijd en omstandigheden meer diepgang verlenen’ (88).

Het boek begint met een tweedelige inleiding waarin Lucas d’Heere wordt geïntroduceerd en de dichtbundel letterkundig wordt geanalyseerd. Na een korte beschrijving van het handschrift volgt de transcriptie van Tableau Poetique. De Nederlandse vertaling wordt weergegeven naast de originele Franse tekst, waaronder voetnoten te vinden zijn met codicologische, kritische of letterkundige opmerkingen. De transcriptie wordt gevolgd door het hoofdstuk ‘Aantekeningen’, waar het literair commentaar, de biografische gegevens en de literatuurverwijzingen per item te vinden zijn. De sluitstukken van het boek zijn een zeer beknopte Engelse samenvatting, de literatuurlijst en illustraties in kleur.

In Van Dams inleidende hoofdstuk ‘Lucas d’Heere als schilder in Engeland’ ligt de nadruk op d’Heeres sociale en economische integratie in de hoge kringen van Elizabeth i’s Engeland. Ook d’Heeres schilderkunst, zowel bekende werken als toegeschreven stukken, worden besproken.

Binnen het huishouden van de Seymours was Lucas d’Heere verantwoordelijk voor allerhande schilderwerk, waaronder het kopiëren van bestaande portretten en het zetten van muurschilderingen. Deze veelzijdigheid kwam verder naar voren in zijn dichtkunst. Hierin kon hij ‘zijn artistieke bestaan, capaciteiten én veelzijdigheid demonstreren aan Hertford, de Seymours en hun adellijke en andere contacten’ (23).

De connectie tussen d’Heeres schilderkunst en zijn poëzie is in theorie duidelijk aanwijsbaar, maar in de praktijk niet zo evident. Hoewel het Tableau diverse aanwijzingen bevat over de portretten die d’Heere mogelijk geschilderd heeft, is er niets over deze werken bekend. Daarnaast zijn vele privéverzamelingen in Engeland ontoegankelijk, wat verder onderzoek bemoeilijkt. Ook is men het in kunsthistorische kringen niet eens over de werken die gerekend kunnen worden tot het oeuvre van d’Heere en dat maakt de identificatie van onbekende werken lastiger.

Van Dams argumentatie voor de nieuwe toeschrijving van werken aan Lucas d’Heere is dan ook niet geheel overtuigend. Het gaat om het Salomonsoordeel (eerder toegeschreven aan Anthuenis Claessins) en Portret van een jonge vrouw (toegeschreven aan Pieter Pourbus) – beide werken zijn ongedateerd. In het geval van het Salomonsoordeel noemt Van Dam d’Heeres Sheba voor Salomo (1559) als vergelijkingsmateriaal. De compositie komt inderdaad overeen, maar deze is zeer gebruikelijk bij deze voorstelling. Van Dam noemt ook de stilistische overeenkomsten tussen beide werken, en de gelijkenissen met figuren uit d’Heeres Kostuumboek. Het meest overtuigende argument voor toeschrijving is de gelijkaardige manier waarop handen, ogen en haar zijn geschilderd in Sheba voor Salomo en het Salomonsoordeel.

Bij het Portret van een jonge vrouw staat een gebrek aan informatie een grondig onderzoek danig in de weg – het werk bevindt zich in een privéverzameling en de infrarood opname van het paneel is niet openbaar. Aldus is het werk door de auteurs aan d’Heere toegeschreven op stilistische gronden. De toeschrijving van het haast maniëristische De Vrije Kunsten slapen tijdens oorlogstijd (ca. 1567?), wordt overtuigend ontkracht op stilistische, theoretische en praktische gronden.

Het hoofdstuk bevat verder uitgebreide uitweidingen over specifieke personen, locaties en sociale relaties. Deze uiteenzettingen zijn helaas ook een zwak punt in dit hoofdstuk: het gebrek aan structuur en de onbeduidende details maken het lastig voor de lezer om de hoofdlijnen te scheiden van de bijzaken. Van Dams rommelige schrijfstijl en het gebrek aan nummering bij de gebruikte afbeeldingen maakt bovendien dat haar argumentaties lastig te volgen zijn.

Het tweede deel van de inleiding, ‘De bundel Tableau Poetique’, is geschreven door Werner Waterschoot. In dit hoofdstuk worden de totstandkoming van de bundel, de gebruikte dichtvormen en de thematische constanten in de gedichten behandeld. De geschiedenis van d’Heeres poëtische output wordt behandeld door Waterschoot, evenals zijn literaire vooruitgang.

Volgens Waterschoot is de opzet en lay-out van de bundel nauw verbonden met de functie van Tableau Poetique: ‘De bundel manifesteert niet meer in de eerste plaats de poëtische werdegang [ontwikkelingsproces; zh] van een individu, maar fungeert daarvoor als representatie van de grootheid van het hoogadellijk huis Seymour in het algemeen en van het hoofd van dat geslacht, Edward, graaf van Hertford, in het bijzonder’ (90).

De bundel verleende prestige en literaire grandeur aan het geslacht Seymour, en was daarnaast een gelegenheid voor d’Heere om zich te profileren als dichter binnen deze hoge kringen. De plaats van d’Heere in de huishouding van de Seymours verleende hem toegang tot de hooggeplaatste protestantse elite. Het kernstuk van de bundel betreft dan ook sonnetten geschreven voor (en waarschijnlijk voorgedragen aan) deze leden van de Engelse aristocratie.

In dit hoofdstuk worden de gedichten onderworpen aan een grondige letterkundige analyse. Deze analyse is voor de leek ietwat lastig te volgen: ‘Het derde epigram (F.32r) telt 12 decasyllaben en bezit een zuiver gekruist rijmschema ababbcbccdcd met regelmatige alternantie van mannelijk en vrouwelijk rijm en normale cesuur na de vierde syllabe. Korter is het vierde epigram (F.32v): slechts 7 verzen, octosyllaben met rijmschema aabccbb (tweemaal gepaard rijm met tussenrijm en cauda) en regelmatige alternantie van mannelijk en vrouwelijk rijm’ (Waterschoot 2016: 106). Dit technische element zal de poëziekenner echter zeker waarderen.

Binnen de analyse worden ook de literaire invloeden op d’Heeres werk benoemd en vergeleken, waarbij vooral Jan van Noot naar voren komt. Als laatste punt worden de thematische constanten in de bundel benoemd, die aansluiten bij Van Dams sociaalhistorische analyse. De focus op het protestantse gedachtegoed en de verering van Elizabeth i komt duidelijk naar voren in de gedichten. Deze elementen lijken niet alleen belangrijk te zijn geweest in d’Heeres eigen leven, maar konden ook op bijval rekenen onder de adellijke toehoorders.

De historische achtergrondinformatie in beide inleidende hoofdstukken helpt de lezer bij het duiden van de gedichten. De vele namen die genoemd zijn in Van Dams hoofdstuk komen vaak terug als onderwerpen van lofdichten. Aldus geeft de bundel een interessant beeld weer van de sociale en politieke omgeving van de Seymours in de late zestiende eeuw, en hun prioriteiten binnen deze kringen. Waar sommige personen een enkel lofdicht ontvangen, komen andere figuren veel vaker en nadrukkelijker aan bod. Deze verschillen binnen het Tableau laten de ingewikkelde sociale en politieke conventies zien in de wereld van de Seymours – conventies die d’Heere als buitenstaander moest zien te begrijpen.

Kortom, hoewel de opzet en de verschillen in schrijfstijl de editie wat onevenwichtig maken, is het werk zeker geslaagd in de opzet van de auteurs: het beeld van de auteur aanvullen, en de schilder meer waardering geven. De ontdekking van het Tableau heeft geleid tot een beter begrip van niet alleen d’Heere, maar ook van de Seymours en hun sociale omgeving. In Lucas d’Heere, Tableau Poetique wordt een vrij onbekende kunstenaar een zeer verdiende plaats in de zon geboden.

Zaida Hesta

Frederica Van Dam & Werner Waterschoot (ed.), Lucas d’Heere, Tableau Poetique. Verzen van een Vlaamse migrant-kunstenaar voor de entourage van de Seymours op Wolf Hall. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 2016. 328 pp. ISBN: 978-90-72474-96-4. € 59,50.