De in dit themanummer van TNTL opgenomen bijdragen zijn bewerkingen van de lezingen tijdens een in 2011 aan de Carl von Ossietzky Universität (Oldenburg, Duitsland) georganiseerde conferentie over de receptie van buitenlandse literatuur in Nederland en Vlaanderen. De artikelen zijn hier niet geordend naar de chronologie van de behandelde onderwerpen, maar op grond van de methodische invalshoek en – in samenhang daarmee – het object van onderzoek. Het eerste blok bevat bijdragen waarin expliciet wordt ingegaan op de plaats van ‘buitenlandse literatuur’ in de Nederlandse literatuurgeschiedenis: de nadruk ligt in deze artikelen op de wijze waarop een literatuursysteem zich de ‘vreemde’ literatuur toe-eigent. In een tweede blok staat het ‘literaire bedrijf’ centraal en meer specifiek de literatuurbemiddelaars die de import van buitenlandse literatuur initiëren, stimuleren, vergemakkelijken et cetera. In de hier onderzochte cases gaat het onder meer om vertalers, literaire agenten en universiteitsdocenten. Het derde blok bevat een drietal voorbeelden van ‘creatieve receptie’ en in het vierde wordt ten slotte gefocust op kennistransfer.
Inhoudsopgave
Artikelen
Ter inleiding | |
Jan Oosterholt | 185-191 |
Het buitenland als referentiekader. De casus van het literaire expressionisme in Vlaanderen | |
Pieter Verstraeten | 194-211 |
Een noodzakelijk kwaad. De Franse roman en de meningsvorming over de roman in Nederland (1830-1875) | |
Toos Streng | 212-226 |
Buitenlandse literatuur als katalysator in het poëticale debat Berthold. Auerbach en het genre van de dorpsvertelling in het Nederlandse literaire systeem (1845-1885) | |
Jan Oosterholt | 227-238 |
Literaire bemiddelaars in bewogen tijden. Thomas Colley Grattan, zijn bronnen en vertalers in de (ex-)Nederlanden (1828-1840) | |
Raphaël Ingelbien, Vincent Eelen | 239-254 |
Zichtbaar in de canon. Spelregels voor cultuurbemiddelaars | |
Petra Broomans | 256-275 |
Mediatie en transfer van Duitse Exilliteratuur in Nederlandse setting. Over de rol van mediatoren met bijzondere aandacht voor de opkomst van literaire agenten | |
Els Andringa | 276-294 |
Een jonge en tere bloem. De Nederlandse anglistiek rond 1900 en de transfer van literatuur | |
Ton van Kalmthout | 295-308 |
Invloed als lezersconstructie. Conceptualisering en toetsing | |
Carl de Strycker | 310-321 |
De rol van ‘völkisch-nationale’ en nationaalsocialistische literatuur in 'Het stierenoffer' van Louis Ferron | |
Jan Konst | 322-331 |
Spoken in de bibliotheek van Babel. Over de Borgesreceptie van Frans Kellendonk | |
Meike Botterweg | 332-348 |
Kennistransfer en culturele differentie. Abraham Rogerius en zijn 'Open deure tot het verborgen heydendom' (1651) | |
Bettina Noak | 350-364 |
Rectificatie | |
De redactie | 389 |
Boekbeoordelingen
Dichters en verdiensten (Geerdink) | |
Henk Nellen | I-II |
Wijze dwaasheid (Trapman) | |
Philip Vermoortel | III-IV |
Vrienden & Visioenen (Van Halsema) | |
Annemarie Kets | V-VI |
Erasmus, Spreekwoorden – Adagia (De Landtsheer) | |
Jan Bloemendal | VII-VIII |
Halbertsma als lexicograaf (Dykstra) | |
Alpita de Jong | IX-XI |
Tegendraadse elementen (Doornbos) | |
Judith Gera | XII-XIV |
© Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde | ISSN (print): 0040-7550 | eISSN (online): 2212-0521