Het binnenste buiten. Werk en leven van Willem BrakmanHet binnenste buiten. Werk en leven van Willem Brakman

In 2008 overleed Willem Brakman in stilte. Er werd weinig media-aandacht besteed aan het verscheiden van deze auteur van een van de meest imposante oeuvres uit de  Nederlandse literatuurgeschiedenis. Brakman was een belangrijk en vernieuwend schrijver, maar ook een schrijver die er niet in slaagde een groot publiek te bereiken en die  daardoor al rap in de vergetelheid aan het raken is. Maar misschien bevond hij zich altijd al in de marge. Aan het begin van de jaren zeventig immers werd Brakman (net als Jeroen Brouwers en Gerrit Krol) door jonge critici als Tom van Deel al naar voren geschoven als een tot dan toe genegeerde voorloper van de Revisor-generatie. Van meet  af aan was Brakmans schrijverschap een illustratieve casus voor het gegeven dat literair-kritische waardering (al in 1980 ontving hij de P.C. Hooftprijs!) heel goed samen kan  gaan met veronachtzaming door het merendeel van het lezerspubliek.

Tegenover de afwezigheid van aandacht in de publieke media staat dan ook een grote academische   belangstelling voor Brakmans werk. De auteur heeft een prominente plaats in de proefschriften van Ernst van Alphen (1987), Bart Vervaeck (1989) en Niels Cornelissen (2012), er verschenen diverse boeken en vele artikelen over zijn werk en bovendien werd hij in literatuurhistorische overzichten opgevoerd als sleutelfiguur in de  ontwikkeling van het literaire postmodernisme in Nederland – een term die hij zelf verafschuwde omdat hij er een totaal andere invulling aan gaf dan de meeste  literatuurwetenschappers. In 2012 verscheen het voorlopig laatste resultaat van de Brakmanstudie: de essaybundel Het binnenste buiten over ‘werk en leven’, uitgegeven als onderdeel van een reeks van het Studiecentrum voor Experimentele Literatuur van de Universiteit Gent. Vanzelfsprekend krijgt Brakman een voorname plaats in een reeks van een onderzoekscentrum dat  als doel heeft het onderzoek te stimuleren naar ‘literatuur die afwijkt van de gangbare conventies en op zoek gaat naar formele vernieuwing’.

De redactie heeft niet gekozen voor een inhoudelijke of thematische focus. In plaats daarvan stellen de redacteuren dat zij streven naar ‘verbreding en verdieping’ van de Brakmanstudie. Zij bieden ruimte voor biografische artikelen met een sterk anekdotisch karakter (van biograaf Kleinrensink en cabaratier/columnist Verreck) naast theoretisch aangezette artikelen. En ook de theoretische problemen die in deze bijdragen aan de orde worden gesteld, lopen nogal uiteen: het (auto)biografische karakter van Brakmans werk (De Coux), de narratieve vormgeving van de ruimte in Brakmans romans (Benjamins), de rol van intertekstualiteit in veel van zijn teksten (Coigneau, Goedegebuure), Brakmans gebruik van humor (Vervaeck), taalspel (Bernaerts) en politiek (Vitse). Sommige artikelen richten zich daarbij in hoofdzaak op één tekst. De Coux spreekt met name over de betekenis van het ik-perspectief in Pop op de bank, Benjamins analyseert de ruimte in De gifmenger, Coigneau schrijft over de intertekstuele  relatie van Moenens luchtige sprongen (2005) met Mariken van Nieumeghen en Vitse over Het groen van Delvaux (1996) als geëngageerde roman. Goedegebuure, Vervaeck en Bernaerts laten in hun stukken een breder arsenaal aan teksten de revue passeren, omdat zij meer dan de andere auteurs een typering van Brakmans oeuvre willen neerzetten. Deze zeer uiteenlopende artikelen worden daarnaast ook nog eens geflankeerd door werk van Brakman zelf: indrukwekkende reproducties van delen uit de manuscripten van Water als water (1965), Het zwart uit de mond van Madame Bovary (1974) en de nagelaten tekst getiteld Staren in het duister, die aan het einde van de bundel in zijn geheel voor het eerst wordt gepubliceerd.

Alles bij elkaar staat er veel lezenswaardigs in dit boek. Sommige stukken behoren zonder meer tot het beste wat er over Brakman is geschreven en de meeste artikelen blinken uit in theoretische eruditie. Maar dat voorkomt helaas niet dat Het binnenste buiten vooral een snoeptrommel is geworden voor Brakmanliefhebbers. Hoe goed sommige bijdragen ook zijn, het blijven stukjes van een puzzel die niet gelegd wordt. Daar komt bij dat er binnen de bundel grote stijlbreuken voorkomen. Biograaf Kleinrensink slaagt erin om de vaak intrigerende, soms verrassende en altijd wat ongrijpbare schrijver Brakman te veranderen in een doodgewone, oersaaie man, wiens conflictjes met Nol Gregoor mij volstrekt niets interesseren. De traditionele aanpak die in zijn artikelen wordt gehanteerd, sluit volstrekt niet aan bij het avontuurlijke denken van de auteur en doet daarom het ergste vrezen voor de op handen zijnde biografie. Bovendien staat deze benaderingswijze haaks op de sterk theoretisch geïnspireerde perspectieven in andere artikelen, zoals de sterk met literatuurwetenschappelijke termen overladen artikelen van De Coux, Vervaeck en Bernaerts.

Dit alles roept de vraag op hoe het verder moet met Willem Brakman? Als we de veelgehoorde verzuchting moeten geloven dat ‘niemand nog Vestdijk leest’, dan ligt het voor de hand dat ook Brakman op korte termijn tot de vergeten schrijvers gaat behoren. Ik kan me voorstellen dat de redacteuren van Het binnenste buiten daar met hun studie iets aan hebben willen doen. De bundel is immers zo opgezet dat er ook wat te halen valt voor de niet-academische lezer (biografische artikelen, een persoonlijk stukje van een columnist, wat ongepubliceerd materiaal), maar ik vrees dat dit niet de manier is waarop Brakman relevant kan worden gemaakt voor de 21e eeuw. Daartoe is het zaak om Brakman juist uit zijn literair-historische isolement te halen. In dit boek wordt hij naar mijn smaak iets te vaak als anomalie beschreven, als de unieke en onbegrepen Brakman die allerlei complexe spelletjes speelt in zijn romans, die dan vervolgens weer door trouwe academische Brakmanlezers ontrafeld kunnen worden.

Als we willen dat Brakman meer in de academische en publieke belangstelling komt, is het nodig om te laten zien dat zijn romans bij kunnen dragen aan hedendaagse debatten over esthetiek en politiek en dat zijn werk op een complexe manier positie wil innemen ten opzichte van maatschappelijke problemen. Het is jammer dat er eigenlijk maar één artikel in de bundel staat waarin geprobeerd wordt om zo’n verband te leggen: het stuk waarin Sven Vitse het werk van Brakman confronteert met het veel later geschreven De barbaren van Baricco. Willem Brakman was een van de eersten die de roman in Nederland werkelijk vernieuwde en die vervolgens een oeuvre opbouwde dat zelfs in internationaal vergelijkend perspectief relevant is, omdat het zich op literaire wijze uitlaat over lezen, kijken, denken en handelen. Het is onze taak als  literatuurwetenschappers om die relevantie zichtbaar te maken voor mensen die nog nooit van Brakman gehoord hebben, of dat nu de leerlingen zijn aan wie we  literatuuronderwijs geven of internationale collega’s die de Nederlandse literatuur nauwelijks kennen. Voor die strijd levert Het binnenste buiten naar mijn smaak helaas te
weinig munitie.

Sander Bax

Lars Bernaerts en Bart Vervaeck (red.), Het binnenste buiten. Werk en leven van Willem Brakman. Gent: Academia Press, 2012. 237 pp. isbn 9789038220284. € 25,–. 

Geef een reactie