Beatrijs de wereld in. Vertalingen en bewerkingen van het Middelnederlandse verhaalBeatrijs de wereld in. Vertalingen en bewerkingen van het Middelnederlandse verhaal.

In september 2011 vond het driedaagse congres ‘Beatrijs de wereld in’ plaats, gericht op de (inter)nationale verspreiding van het bekende Middelnederlandse verhaal over de non die voor de wereldlijke liefde het klooster verlaat. Een aantal van de bijdragen aan het congres is inmiddels gebundeld in het zesde deel van de reeks ‘Lage Landen Studies’. In tweeëntwintig artikelen komen niet alleen adaptaties en vertalingen uit het Nederlandse taalgebied aan bod, maar is er ook aandacht voor de Hongaarse, Engelse, Afrikaanse, Franse en Tsjechische receptie van de Beatrijs. Naast proza- en rijmbewerkingen passeren toneel- en opera-opvoeringen van het Mariamirakel de revue.

Het boek laat de veelzijdigheid van de Beatrijs-adaptaties zien, maar ook de veelzijdigheid van mogelijke benaderingswijzen van deze bewerkingen. Hoewel de gebruikte methode vaak neerkomt op het vergelijken van de bewerkingen met hun (middeleeuwse) voorganger, zijn er toch verschillende invalshoeken en onderzoeksvragen mogelijk. Zo beantwoordt Małgorzata Dowlaszewicz de vraag of stilistische kenmerken, zoals versvorm, doubletten en stoplappen overgenomen worden in de vertalingen, onderzoekt Ton van Kalmthout samen met Eszter Kovács hoe Beatrijs een canonieke schooltekst heeft kunnen worden en kijkt Elke Brems naar de aanpassingen die in Zuster Beatrijs, de bewerking van Pierre Kemps uit 1920, worden gedaan. In deze bewerking staat de Mariaverering niet meer centraal, maar de concurrentie tussen Jezus als toekomstige bruidegom van Beatrijs en een speelman die zij in de trein ontmoet. Walter Verschueren zoekt naar de redenen voor Engelse bewerkingen aan het einde van de negentiende eeuw en Marco Goud analyseert hoe de Beatrijs van de dichter P.C. Boutens uit 1908 aansluit bij de middeleeuwse tekst van het Mariamirakel.

Omdat ik niet alle bijdragen aan de bundel kan bespreken, wil ik er een aantal uitlichten. Laat ik beginnen met het artikel van Jan van Coillie en Sanne Parlevliet dat zich richt op kinderbewerkingen van de Beatrijs en een goed en uitgebreid theoretisch kader biedt. Het auteurstweetal probeert de aanpassingen in de kinderbewerkingen te verklaren vanuit de intentie om de tekst geschikt of aantrekkelijk te maken voor een jong publiek. Veranderingen in de tekst zijn volgens hen namelijk hét punt waarop de stem van de geïmpliceerde vertaler naar voren komt. Ze onderzoeken een drietal kinderbewerkingen door – en dat maakt hun analyse methodisch sterk – systematisch van elk bewerking drie aspecten te bekijken: namelijk de stilistische, de structurele en de inhoudelijke aanpassingen. Op inhoudelijk gebied laten ze bijvoorbeeld zien hoe de bewerking van A. Kruijssen uit 2005, getiteld Vrije val, aansluit bij thema’s uit de hedendaagse kinder- en jeugdliteratuur en hoe haar Beatrijs een hedendaags pubermeisje is, maar dan in een middeleeuwse setting. De bijdrage is verwant aan een eerder artikel van Van Coillie en Parlevliet in Spiegel der Letteren uit 2012. In hun bijdrage aan de bundel bespreken ze echter minder bewerkingen dan in dit eerdere artikel, waardoor ze op de besproken bewerkingen dieper in gaan. Hoewel ze soms in herhaling vallen, is de bijdrage in de bundel door een andere methodische invalshoek en de inhoudelijke uitbreiding wel degelijk een aanvulling op het eerdere stuk.

Een andere invalshoek is te vinden in de bijdrage van Erwin Mantingh en Marike van Zessen. Dit artikel richt zich niet op specifieke bewerkingen van de Beatrijs, maar op het gebruik van de tekst op middelbare scholen. Allereerst wordt er ingegaan op mogelijke lesmethoden waarbij middelbare scholieren zich actief met de tekst bezighouden, bijvoorbeeld door zelf een bewerking van de tekst te maken. Daarnaast wordt er ook aandacht besteed aan de beschikbare edities en vertalingen en de mate waarin deze geschikt zijn voor het middelbaar onderwijs. Als we Beatrijs de wereld in willen krijgen, dan is aanwezigheid van de tekst in het onderwijs uiteraard van cruciaal belang, en ik ben dan ook zeer te spreken over het feit dat deze bundel ook hier aandacht aan besteedt.

Een tweede artikel dat qua thematiek afwijkt van de andere bijdragen is het artikel van Judit Gera. Zij benadert de middeleeuwse Beatrijs als een vrouwelijke Bildungsroman en vergelijkt de tekst niet met bewerkingen, maar met andere vrouwelijke ontwikkelingsverhalen zoals Sara Burgerhart van Betje Wolff en Aagje Deken en Van de koele meren des doods van Frederik van Eeden. Ik heb mijn bedenkingen bij de grote lijnen die in dit artikel getrokken tussen de vrouwelijke ontwikkelingsverhalen van de Beatrijs tot aan de eenentwintigste eeuw met Een schitterend gebrek (2003) van Arthur Japin. Hoewel & ik erken dat er overeenkomsten zijn tussen de besproken boeken, bijvoorbeeld een vrouwelijk personage dat via een dieptepunt, zoals prostitutie, geluk vindt, gaat het mij te ver om hier te spreken van een echo van de Beatrijs. Naar mijn mening staan de teksten, ondanks overeenkomende motieven, hiervoor te ver van elkaar af. Daarentegen ben ik wel positief over Gera’s conclusie dat de moderne lezer Beatrijs moderniseert. Voor een hedendaagse lezer spelen zowel de normen en waarden van nu, als de lectuur van latere werken een rol. Dat maakt dat de moderne lezer het verhaal niet zo zeer zal zien als een Maria-mirakel, maar eerder als een ontwikkelingsroman over een door maatschappelijke voorschriften onderdrukte vrouw.

Beatrijs de wereld in is niet alleen boeiend leesvoer voor wie specifiek geïnteresseerd is in de bewerkingen en vertalingen van het bekende verhaal over de middeleeuwse non, maar heeft ook wat te bieden voor eenieder die bewerkingen en vertalingen van andere werken wil onderzoeken. Vooral artikelen met een strakke methodiek, zoals het artikel van Van Coillie en Parlevliet, kunnen inspiratie bieden voor andere onderzoekers. De kennis over de bewerkingen en vertalingen en de manier waarop hierin met het oude verhaal is omgegaan, kunnen ook van nut zijn voor docenten in het middelbaar onderwijs, bijvoorbeeld bij het kiezen van een geschikte tekst voor hun leerlingen. Ook degenen die zich aan een bewerking van een Middelnederlandse tekst willen wagen, kunnen hun licht opsteken bij dit boek. Interessant voor hen is onder andere de bijdrage van Clara Strijbosch, waarin in wordt gegaan op ‘valse vrienden’: Middelnederlandse woorden die qua vorm lijken op hedendaagse woorden, maar in betekenis verschillen.

Het boek is een omvangrijke bijdrage aan een relatief nieuw onderzoeksveld. Door de studie van bewerkingen en vertalingen kan een nieuw licht geworpen worden op de receptie van middeleeuwse teksten. Dit is van belang omdat Middelnederlandse teksten niet alleen een tekstuele entiteit uit het verleden zijn, maar ook in het heden bestaan. Bewerkingen en vertalingen houden de verhalen levend en zorgen ervoor dat ze ook nu nog een publiek kunnen vinden. Ze bepalen voor een groot deel de visie die hedendaagse lezers op de middeleeuwse verhalen hebben. Vanuit het oogpunt van de receptiegeschiedenis is het belangrijk dat ook bewerkingen en vertalingen van oude literaire werken wetenschappelijke aandacht krijgen. Ik hoop dan ook van harte dat deze studie navolging zal vinden.

 

Lisanne Vroomen

Ton van Kalmthout, Orsolya Réthelyi en Remco Sleiderink (red.). Beatrijs de wereld in. Vertalingen en bewerkingen van het Middelnederlandse verhaal. Lage landen studies 6. Gent: Academia Press, 2013, 416 pp. isbn 978-90-3822-107-6 € 28,–